Kernwoorden: Adam, familie, jodendom en christendom (verhouding), literatuur, Synthese Hindoe Bibliotheek
In WJWZ noemde ik Maurice Casey’s boek The Solution to the ‘Son of Man’ Problem (2009) als informatief boek. Het genoemde probleem is inderdaad een van de grootste problemen uit de moderne nieuwtestamentische wetenschap. Een beginprobleem is vooral dat men niet weet hoe Jezus zich zelf noemde, en als hij zichzelf al als zoon van God beschouwde, of de aanduiding ‘Zoon van de Mens’ daarvoor dan het waarschijnlijke bewijs zou kunnen zijn. Daaraan ligt weer ten grondslag dat de evangelies uit het Nieuwe Testament evenals andere geschriften niet altijd uitsluitend historisch en feitelijk onderbouwde beweringen doen maar ook en vooral symbolische geloofsuitspraken. En zijn die dan van Jezus zelf of van degenen die de evangelies schreven?
De oplossing van Casey is vooral reductionistisch. Hij probeert aan te tonen dat ‘zoon van de mens’ alleen maar de gewone Aramese uitdrukking voor ‘mens’ is. Daarmee zou de grond wegvallen om in die uitdrukking meer te zien dan dat, bijvoorbeeld de verwijzing naar een hemels wezen zoals bijvoorbeeld ook in de profetieën van Daniël. Uit een bespreking op de site Review of Biblical Literature ( http://www.bookreviews.org/pdf/7421_8093.pdf ) leidde ik af dat Casey veel waardevolle inzichten bracht. Ik moet op grond van een andere, zelfs oudere bespreking ( http://www.bookreviews.org/pdf/6442_6959.pdf ) echter concluderen dat Casey ook heel veel context niet gebruikt en vooral reductionistisch te werk gaat. Namelijk in de zin dat hij de context niet in het oog heeft die bijvoorbeeld Margaret Barker in rekening brengt, te weten de symbolische betekenis van de Henochitische traditie en van de Hebreeuwse tempelreligie waarop die gebaseerd is, en die beide zeer sterk in de Bijbel en in het christendom doorklinken (zie mijn eerdere berichten). Dat wil niet zeggen dat Casey wetenschappelijk niet zorgvuldig is maar dat hij aan een belangrijk, misschien wel het belangrijkste, aspect, niet toekomt. En daarover wellicht ook onjuiste informatie geeft, alleen al omdat hij bepaalde mogelijkheden niet eens signaleert. Wie dus direct zinvolle informatie over het probleem van de ‘Zoon van de Mens’ wil lezen, verwijs ik inmiddels liever naar wat Barker daarover in verschillende van haar boeken zegt (ja, dat is even zoeken) dan naar het uitgebreide maar op het kernpunt onvolledige boek van Casey.
Wat Barker betreft, wordt het uiteraard spannend om te zien hoe haar inzichten over de bronnen van het christendom een achtergrond vormen van een nieuwe historische visie op het ontstaan van dat christendom, zowel van de variatie daarin als van de grotere of kleinere doorwerking van die bronnen in bepaalde vroegchristelijke tradities en geschriften, tot en met vele latere. Uiteindelijk ook tot en met daar eventueel buiten liggende, zoals het mandeïsme, het manicheïsme, en de islam (zelf ook weer uit allerlei tradities en lagen en elementen bestaand). En andere loten aan de stam van de Hebreeuwse en Joodse religies, waaronder de Joodse mystiek, zowel de vroege als de latere.
Boudewijn Koole