Onder meer op deze pagina:
- Toelichting algemeen
- Stelling 1
- Literatuur bij st. 1
- Stelling 2
- Literatuur bij st. 2
- Stelling 3
- Literatuur bij st. 3
- Literatuur bij stelling 1, 2 en 3
- Stelling 4
- Stelling 5
- Literatuur (niet volledig) bij st. 5
- Stelling 6
- Literatuur bij st. 6
- Stelling 7: A, B, C
Toelichting algemeen
Voor een toelichting verwijs ik u naar de hieronder genoemde literatuur, vaak met direct klikbare links, en naar het verslag van de lezing zelf waarbij de stellingen zijn uitgereikt.
Stelling 1
Oosterse denkbeelden, vooral Advaita Vedanta, Mahayana Boeddhisme en Taoïsme, oefenen vooral aantrekkingskracht uit in het Westen omdat zij oog hebben voor en ruimte bieden aan inzichten en praktijken die in het Westen door de filosofische en culturele hoofdstroom naar de marge verdrongen zijn: zoals het cyclische of matriarchale (naast het lineaire of patriarchale) denken, de voorstelling van het niets (naast het zijn) als grondaspect van de werkelijkheid, en de eenheid van tegenstellingen ofwel het niet-dualistische denken (naast de logica van het uitsluiten van een derde mogelijkheid buiten “gelijk” / “niet gelijk”) en daarmee verbonden levenswijzen.
Literatuur bij st. 1
Zie na stelling 3, speciaal de boeken Zen en het Westerse denken en Nonduality, en de verwijzingen in de lezing.
Stelling 2
Er is een verbluffende samenhang tussen de existentiële psychologie en de existentialistische filosofie van het 19e- en 20e-eeuwse Westen en hun esoterische voorlopers (gnosis, hermetische filosofie, contemplatieve theologie, mystiek – naast hun oudere literaire en filosofische verwanten); en tevens een verbluffende parallellie ervan met de boeddhistische (Mahayana, Hua-yen, Zen) psychologie / filosofie / metafysica.
Literatuur bij st. 2
Zie na stelling 3, speciaal de boeken Zen en het Westerse denken en Nonduality, en de verwijzingen in de lezing.
Stelling 3
Het gesprek met de boeddhistische filosofie biedt zowel invalshoeken voor het begrijpen van de diepste vooronderstellingen (gedeeltelijke eenzijdigheden) van de moderne wetenschap als voor de het begrijpen van de diepste vooronderstellingen (gedeeltelijke eenzijdigheden) van andere Westerse culturele hoofdstromingen (Westerse filosofie, christelijke theologie, joods en islamitisch denken); niet minder voor culturele eenzijdigheden van de Indiase metafysica, en van de aparte trekken van de Chinese en Japanse cultuur.
Literatuur bij st. 3
Zie hieronder, speciaal het boek met de titel Lack and Transcendance.
Literatuur bij stelling 1, 2 en 3
- Masao Abe,
- Zen en het Westerse denken
- David R. Loy,
- Nonduality: A STUDY IN COMPARATIVE PHILOSOPHY
- Idem,
- Lack and Transcendence: The Problem of Death and Life in Psychotherapy, Existentialism and Buddhism
Voor de Westerse aandacht voor de in stelling 1 genoemde thema’s verwijs ik behalve naar deze boeken vooral naar de de literatuur bij stelling 5 en het verslag van de lezing. Voor Oosters en Westers denken, onder meer in de context van Zen, zie de aparte webpagina met mijn Literatuurlijst Zen en Oosters en Westers denken.
Stelling 4
Zoals een niet-patriarchale lezing (en herschrijving) van de joodse en christelijke tradities en geschriften is uitgeprobeerd en tot resultaten heeft geleid (ook al leiden die soms tot heel nieuwe wegen die ‘haaks’ op de traditie kunnen staan), zo verdient ook een niet-dualistische lezing van Westerse tradities aandacht (de daarvoor het meest in aanmerking komende aspecten of onderdelen het eerst) want zij is mogelijk en wellicht veelbelovend. Voorwaarde hiervoor is een open benadering van de tradities en de teksten met respect voor meerdere mogelijke interpretaties en levenswijzen, en uiteraard voor andere tradities. Tot deze niet-dualistische lezing (die men in sommige opzichten ook psychologiserend, spiritualiserend, mystiek of zelfs gnostisch zou kunnen noemen) zijn ook in het Westen immers al aanzetten (vandaar dat men dit geen Oosterse lezing mag noemen hoewel het niet-dualisme in het Oosten verder uitgewerkt lijkt dan in het Westen).
Stelling 5
Boehme en zijn werk zijn onder andere bijzonder vanwege zijn persoon en karakter, zijn verwerking van oudere bronnen (onder meer bijbelboeken, gnostiek, middeleeuwse mystiek, alchemie, Paracelsus, tijdgenoten als Weigel), zijn creatieve en zeer oorspronkelijke taalbegaafdheid, zijn spirituele en filosofische inzichten, en het open – en derhalve meervoudig interpreteerbaar – karakter van zijn ‘systeem’, dat zelf weer een open en vrije interpretatie van de christelijke bijbeluitleg en theologie is. Dit blijkt uit de diversiteit van de respons op zijn werk en de invloeden die het heeft uitgeoefend en nog uitoefent.
Literatuur (niet volledig) bij st. 5
Met veel literatuurverwijzingen:
- B. Koole,
- Eenheid van tegenstellingen en werkelijkheidszin: een oriëntatie in verband met Karl Marx’ Parijse Manuskripten, Tiel [eigen uitgave] januari 1977
- Idem,
- Man en vrouw zijn een: De androgynie in het christendom, in het bijzonder bij Jacob Boehme, Utrecht (Hes) 1986 (hoofdstuk 8: ‘Samenvatting’, 207-232)
- Idem,
- ‘Androgynie bij Jacob Boehme’, in: G. Quispel (red.), Gnosis: de derde component van de Europese cultuurtraditie, Utrecht (Hes) 1988 1e en 2e druk (143-164)
- Idem,
- Voorbij het patriarchaat: tegenbeelden van de westerse cultuur: de relatie van westerse spirituele tradities tot de fundamenten van de cultuur; Kampen (Kok Agora) 1989
- W. Hanegraaff,
- ‘IN DEN BEGINNE WAS DE TOORN: HET DEMONISCHE BIJ JACOB BÖHME’, in: KLEINE ENCYCLOPEDIE VAN DE TOORN, red. Ab de Jong en Aleid de Jong, Utrecht (Faculteit der Godgeleerdheid, Universiteit Utrecht) 1993, [= Utrechtse Theologische Reeks 21], 43-56
- Andrew Weeks,
- Boehme: An Intellectual Biography of the Seventeenth-Century Philosopher and Mystic, Albany (State Univ. of New York Press) 1991, [met uitgebreide noten, bibliografie en register], 268pp.
Stelling 6
Het christendom is niet als christendom begonnen maar – de verschillen niet te na gesproken – als een zeer losse verzameling niet alleen joodse New-Age-achtige bewegingen. Van die constatering valt iets te leren.
Preciezer: Het christendom is niet als christendom begonnen maar – de verschillen niet te na gesproken – als een zeer losse verzameling niet alleen joodse *New-Age-achtige bewegingen (met voorstellingen afkomstig uit vele windstreken, waarvan binnen het christendom de joodse uiteindelijk overal de belangrijkste basis vormden; en met als belangrijkste organisatiemodellen de maaltijdgemeenschap ofwel het clubgenootschap, de mysterieschool en de synagoge-gemeenschap) waaruit zich pas later dat uitkristalliseerde (ten koste van een aantal verliezende stromingen, zowel christelijke als niet-christelijke) wat wij als christendom op een zogenaamde oorsprongstijd zijn gaan terugprojecteren. Van die constatering – christendom ontstaan uit *New-Age-achtige bewegingen – valt iets te leren.
*Bedoeld is New Age in zeer ruime zin (vanaf de negentiende eeuw) als een aanduiding van syncretistische vernieuwingsbewegingen
Literatuur bij st. 6
- B. Mack,
- Wie schreven het Nieuwe Testament werkelijk?
- M. Borg,
- Jezus: gezocht en onderzocht
- J. Slavenburg,
- Opus posthuum
Stelling 7
A. Religies zijn cultuurvormen die menselijkheid tot uitdrukking brengen (representerende uitingen) en daartoe kunnen oproepen (inspirerende uitingen). Menselijkheid omvat ‘kennis’ van hogere werkelijkheidsgebieden, maar gaat daar niet in op; integendeel, deze kennis is behalve representerend altijd ook een functie van verbondenheid met de hele kosmos en het vinden van harmonie, rechtvaardigheid enzovoort (inspirerende functie).
B. In die zin zijn alle ‘gewone’ (alledaagse of niet-alledaagse) menselijke handelingen die deze verbondenheid tot uitdrukking brengen even religieus als de riten en mythen van godsdienstige of andere religieuze of artistieke en culturele organisaties. Wanneer wij elkaar aanspreken op onze menselijkheid, spreken wij elkaar – in respect voor alle bestaande en zich ontwikkelende beperktheden en grenzen – impliciet aan op al onze waarden en mogelijkheden, ook de hoogste, in de eerste plaats op onze verbondenheid – vanuit onze eigen beperktheid en beperkte positie en mogelijkheden – met de hele kosmos. Behalve dat wij elkaar kunnen aanspreken, kunnen wij ook in al onze handelingen onze menselijkheid tot uiting brengen, te beginnen met ons respect voor beperktheden en grenzen binnen een groter verband.
C. De ontmoeting tussen Oost en West is onder meer boeiend en perspectief biedend op het punt van de verwantschap tussen de joodse, christelijke en islamitische barmhartigheid en het onder meer boeddhistische mededogen.