BK-Books.eu » Besprekingen » Nachsommer

Bespreking van...

Adalbert Stifter, Nachsommer: Eine Erzaehlung, Mit einem Nachwort von Emil Staiger, Muenchen (Wilhelm Goldmann Verlag) z.j. [pocketserie Goldmann Klassieker deel 7544], 640 pp.

Ik kocht deze roman van de Oostenrijkse auteur uit de negentiende eeuw in 1978 en beëindigde de lezing ervan in 2001. Na het grootste deel ervan met verwondering en genoegen gelezen te hebben, bracht ik jarenlang niet het geduld op de soms monotone tekst uit te lezen, want een lange roman is het. Nu ik hem uit heb, deel ik toch de bewondering van velen – waaronder Nietzsche (waarover verderop meer) die dit boek met enkele andere het waard achtte om steeds weer gelezen te worden. Het boek brengt idealen in beeld en beschrijft geen echte werkelijkheid. De idealen zijn echter uitzonderlijk – respect voor de ritus van het alledaagse leven, de samenhang van handwerk, wetenschap en kunst, en vele andere die met datgene te maken hebben wat als elementair voor menselijk leven beschouwd kan worden, zoals familieverhoudingen en menselijke omgangsvormen (zij het in die van een bepaalde cultuur tot uitdrukking gebracht). En bijzonder is ook dat de vormgeving die idealen weerspiegelt en de lezer in dat idealisme binnenleidt. Dat gebeurt onder andere door middel van de opbouw en door de taal en de stijl. Daarover kan ik weinig zeggen omdat ik de woorden er niet voor weet. Maar misschien komt een vergelijking in de buurt: het is alsof Stifter zijn roman de vorm van een tempel heeft gegeven die ons zijn idealen indrukwekkend voor ogen stelt, inprent. Inderdaad imponerend – al is er nu meer geduld voor nodig om dat ideaal te leren kennen dan in de tijd dat het boek werd geschreven. Want het levensideaal van deze roman staat ver af van de haastcultuut die ons in de tweede helft van de twintigste eeuw als normaal werd voorgehouden. Stifters cultuur is een rijpingsideaal. En zo is het verhaal van begin tot eind gesponnen: van de op een berg wandelende student die om een opkomend onweer te vermijden onderdak vraagt op een idyllisch kasteel / landgoed / herenhoeve waarvan hij de bewoners en de bijzondere vormgeving en de er gepraktiseerde cultuur steeds beter leert kennen – en uiteindelijk zelf rijper geworden de heer wordt zodat hij de traditie van die biijzondere cultuur voort kan zetten. Natuurlijk in de eerste plaats door haar zich zo eigen mogelijk te maken in de wetenschap dat hij er een eigen vorm aan zal moeten geven – en evenzeer door tot de bewoners in een familierelatie te komen die als de bekroning en als hoop voor de toekomst wordt voorgesteld. Lees deze roman – ook een ervaring als het beluisteren van een uitgesponnen symfonie als van bijvoorbeeld Bruckner – en ontdek dat dat zeer de moeite waard is!

Ik ben op het spoor van deze roman gekomen doordat ik omstreeks 1978 in een column in Hervormd Nederland van Johan Winkler (als ik me niet vergis de vroegere redactiesecretaris van dat blad) las over de vier boeken die Nietzsche het waard geacht zou hebben steeds weer gelezen te worden (zonder ze alle te noemen). Ik heb deze titels toen aan de heer Winkler gevraagd en hij schreef mij dat ze in ‘Menschliches, allzu Menschliches’ voorkomen. Het zijn: Eckermanns ‘Gespraeche mit Goethe’, Lichtenbergs Aphorismen, Gottfried Kellers Leute von Seldwyla en deze roman. Aan Nietzsches voorkeur voor deze roman zou door Ernst Bertram in zijn boek ‘Nietzsche, Versuch einer Mythologie’ (dat Winkler ‘nog steeds onovertroffen’ noemde; uitgegeven bij Bondi in Berlijn) een heel hoofdstuk gewijd zijn.

Gepubliceerd door

Boudewijn K. ⃝

--- Deze site bevat overblijfselen van afgesloten publieke activiteiten. --- In 1947 werd ik geboren in Sint Laurens op Walcheren. Ik woonde en werkte verder in Middelburg, Goes en plaatsen in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. --- Mijn oudste persoonlijke vermelding in het telefoonboek was "(Onder)zoeker van de wegen van het hart"; op dit moment zou ik schrijven: "van de verbondenheid - zonder en met woorden - van alle verschijnselen inclusief u en mij". --- Omdat die kwalificatie nogal een aanmatiging is (ik ben immers minstens even verbonden met alles als "apart deel" van alles), verkies ik als aanduiding "Boudewijn Koole - aspirant". Want zolang het einde van "mij" niet in zicht is, kan "ik" moeilijk beweren dat mijn ervaring anders dan als een streven op te vatten is. Dat streven is: laat mij spreekbuis zijn of kanaal waardoor bewustzijn zich ontplooit en verwerkelijkt. Het allerwonderlijkste: met u/ jou die dit nu leest, met u/ jou ben ik nu ook verbonden! En wij samen weer met ...