De hoofdlijn van Bram Moerland in dit boek is dat het uitmoorden van de Katharen in 1244 (de laatste Kathaar werd overigens in 1321 verbrand) de overwinning van die vorm van het christendom vormde die het model van de staatskerk voorstond, sinds de inauguratie daarvan in de vierde eeuw onder de Romeinse keizer Constantijn. De leer van de macht – van het samengaan van wereldlijke en geestelijke macht, gebaseerd op het geloof in een verlossingsleer en op het inboezemen van angst – won het van de leer van de vrijheid – van de geweldloze naastenliefde die Jezus geleerd had. De leer van de onvrije wil – gebaseerd op de erfzonde-opvatting van Augustinus – won het van die van de vrije wil – de mogelijkheid van (ofwel de vrije keuze tot) spirituele hergeboorte die de christenen van de eerste eeuwen vooropstelden en die de jonge Augustinus in het boek ‘Over de vrije wil’ nog naar voren bracht.
Moerland laat zien dat de christenen van de eerste eeuwen gevarieerde opvattingen hadden, en elkaar daar vrij in lieten. Totdat bisschop Irenaeus uit goede bedoelingen – het vorm geven aan en bewaren van eenheid en kwaliteit – daar overzicht in aanbracht met zijn verzoeningsleer die hij voorstelde als de enig ware, om de eenvoudige christenen een handvat te bieden dat men op gezag kon aannemen (maar dat ook de mogelijkheid van hun bevoogding dichterbij bracht). Waarna weer anderen die opvatting later met geweld aan iedereen oplegden die een afwijkende mening had. Vooral toen de christenen het in de vierde eeuw in het Westerse Rome tot staatskerk brachten (hierover en over het Oosterse christendom zie elders). Moerland geeft een boeiend beeld van de gnostici en hun leer van de persoonlijke wedergeboorte of verlichting, van Augustinus die de vrijheid vervangt door het motto “Dwingt ze om in te gaan”, van het Ierse christendom dat tot in de twaalfde eeuw buiten de directe invloed van Rome bleef – en in de eeuwen daarvoor, de donkere Middeleeuwen, veel licht bracht in Europa door onderricht in vele kloosters – maar vervolgens geknot werd tot een van de meest traditionele rooms-katholieke streken. En tenslotte van de Waldenzen en de Katharen en de kruistocht tegen hen. Een uiterst nuttige correctie op het traditionele beeld van de Westerse kerkgeschiedenis dat hevig aan herziening toe was, en in veel kringen nog is. Wat dat betreft vind ik de titel van het boek weinig verduidelijkend; misschien had er in de ondertitel iets meer over gezegd kunnen worden – maar ik realiseer me dat de rijkdom van dit boek in geen enkele titel helemaal tot zijn recht komt.
Dit is een buitengewoon helder en aansprekend, treffend boek. Goed gedocumenteerd, al blijven voor de lezer die zijn visie op de kerkgeschiedenis heeft gekregen van de traditionele kerkelijke historici wellicht nog wat punten staan om verder te onderzoeken of uit te werken. Zij kunnen met een gerust hart de standpunten van Moerland serieus nemen. Wat moeten we blij zijn met de scheiding van kerk en staat die sinds plusminus 1800 weer mogelijk is geworden in West-Europa!
Maar vooral: wat kunnen we veel leren van het voorbeeld van diegenen die Jezus in zijn geweldloze naastenliefde zijn nagevolgd, en daaraan voorrang gaven boven het aanhangen van een leer die met macht en angst gehandhaafd moet worden, en dus schijnzekerheid biedt. Moerland zoekt naar de overwinning van de diepste angst – door de innerlijk verworven vrijheid, die met liefde samenvalt. En waar men zijn leven voor over had.
Dat pad zelf gaan in onze tijd, daarover gaat dit boek wat minder. Maar ik kan verwijzen naar een boek van dezelfde auteur dat daar dichter bij komt. Een vraag is natuurlijk of analyse en wetenschappelijke kennis daarbij voorwaarden zijn. Hulpmiddelen wellicht, tot op zekere hoogte, in ieder geval als het gaat om het uit de weg ruimen van misverstanden. Maar geen noodzakelijke voorwaarde, ben ik van mening.
Zelf ben ik blij met analyse en stellingname zeker als die zo helder is als die van Bram Moerland, maar omdat hij in dit boek het – mede daardoor overigens heel heldere – midden houdt tussen de uitersten van wetenschappelijke nuancering en wijzen naar de weg, biedt hij op het gebied van deze uitersten minder dan je wellicht zou hopen. Wetenschappelijk gezien ben ik bijvoorbeeld geïnteresseerd in de etymologie van het woord ‘Katharen’, met meer toelichting en eventueel documentatie dan Moerland hier biedt. En over het zelf gaan van het pad gaat dit boek dus minder, zoals geconstateerd. Desalniettemin een buitengewoon belangrijk en aan te bevelen boek.
Het boek bevat uitvoerige en zeer waardevolle literatuuropgaven – betreffende de Katharen tevens beredeneerd, en ook diepgaand over het Ierse christendom. (N.B. In het overzicht van kathaarse bronteksten kom ik niet het ‘Traité de Bartholomé’ tegen waarvan ik in de cursus van het Lectorium Rosicrucianum over de Katharen p. IX-24 een verwijzing aantrof.) Tevens een waardevolle verklarende woordenlijst, jaartallenoverzicht en register. En een handig leesadvies.