Kernwoorden: Amerika, arbeid, autobiografisch, biografie, concentratiekampen, deportaties, ervaring, Estland, filosofie, goed, grootse literatuur, Hegel, herinneringen, hoofdfiguren, joodse, kapitalisme, kwaad, leven, moed, morele, onderdak, onderdrukking, oordelen, politiek, politieke, samenleving, Siberische gevangenenkampen, sowjetoverheersing, staatsrecht, trouw, Tweede Wereldoorlog, Zen-tradities
Persoon, leven en boek: van groot belang
Dit boek is alleen al van grote waarde omdat de schrijfster er in slaagt complexe materie tot een uiterst helder en boeiend geheel samen te vatten. Niettemin was daar een omvangrijk boek voor nodig, dat even tijd kost om te lezen en te verwerken. Die materie bestaat uit het leven van een Duits-joodse vrouw (oorspronkelijk uit Königsberg in Oost-Pruisen) in Europa en Amerika met voortdurend zeer intensieve contacten, de persoonlijke en intellectuele ontwikkeling van een complexe persoon met een grote productie aan geschreven materiaal, verbanden tussen politiek en wetenschap, religie en oorlog en nog vele andere actueel en theoretisch hoogst belangrijke zaken.
Die tijd is dit boek mijns inziens vervolgens meer dan waard, om meer dan één reden. Voor mijzelf was dit boek een herhaalde kennismaking in vogelvlucht met de eeuw waarvan ik de tweede helft – vooral vanaf 1970 – intensief heb meebeleefd. Steeds was ik al geïnteresseerd in de wortels van wat ik meemaakte, en las daarover. Maar het beeld wordt door deze biografie wel veel helderder en duidelijker. Arendt maakte immers de jaren twintig en dertig in Duitsland al intensief mee, de jaren dertig en veertig in Frankrijk, waarna zij tegen het einde van de tweede wereldoorlog nog op tijd naar Amerika kon ontkomen voor de laatste deportaties naar de concentratiekampen in Oost-Europa van Joden in Frankrijk. In beide werelddelen was zij intellectueel en – als intellectueel -politiek actief, te beginnen met haar studies bij Heidegger en Jaspers, die aan het front van de vernieuwing van de filosofie stonden, tot aan de discussies na de oorlog die zij zelf mede inleidde met een werk als The Origins of Totalitarianism.
Elisabeth Young-Bruehl schetst al de ontwikkelingen in de juiste contexten, met veel aandacht voor omstandigheden en karakters en de intensieve relaties die Hannah Arendt onderhield, en die vrijwel altijd zowel persoonlijk als intellectueel waren. Zij schetst bovendien heel helder hoe het denken van Arendt zelf zich ontwikkelde tussen al die verbanden in, die van de filosofie en de politiek in het bijzonder. De laatste altijd zowel in theoretische zin als direct betrokken op de grote vragen van de tijd: hoe konden de totalitaire regimes in Duitsland en de Sowjet-Unie ontstaan en functioneren en wat was hun diepste karakter? Hoe vielen de opkomst en de vestiging van zionisme en een Joodse staat te begrijpen en te waarderen? Hoe kon in de tijd na de oorlog een samenleving opgebouwd worden die politieke processen mogelijk maakte voor langere tijd, zonder gevaar van verabsoluteringen? Hoe kunnen uit de ontwikkelingen van de twintigste eeuw lessen getrokken worden voor politiek, ethiek, en filosofie? En dan schetst Young-Bruehl ook nog een verhelderend en samenhangend beeld van de intensieve correspondentie van Arendt, van de voorbereiding van haar publicaties, lezingen en colleges – om het schrijven van artikelen voor tijdschriften en kranten, en het ingaan op reacties op al deze zaken niet te vergeten. En steeds hebben we het gevoel dat we dicht op de huid van een levend mens zitten, die ons aanspreekt in haar zorgen, haar enorme gedrevenheid, haar behoefte aan persoonlijk contact met leermeesters, vrienden en familie. Dit boek is dan ook niet het enige waarin zij figureert. In biografieën van Heidegger (haar relatie met hem is onderwerp van een aparte literatuur) en Jaspers en vele andere belangrijke persoonlijkheden en wetenschappers, in diverse andere geschiedenissen van twintigste-eeuwse personen en niet te vergeten intellectuele en wetenschappelijke discussies speelt zij vanuit een andere invalshoek een belangrijke rol. Over haar werk zelf verschenen vele dissertaties en publicaties. Juist daarom is het echter buitengewoon waardevol in deze biografie een raamwerk te hebben waarin vele lijnen samen komen.
Daarnaast is het fascinerend – voor mij is dat toch wel een van de grote aantrekkelijkheden van deze biografie geweest – om voor het eerst of opnieuw allerlei vragen tegen te komen die in de tweede helft van de twintigste eeuw in de omgeving waarin ik studeerde en mij bewoog, in de lucht hingen. Vragen die bij Arendt en in haar discussies en correspondenties als het ware fris van de lever de revue passeren. Vragen die deels van het menu verdwenen lijken, maar die vaak nog heel actueel zijn. Ook vragen die nog steeds erg dringend zijn. En die zowel theoretisch (filosofisch, theologisch en politiek) als in bredere tot zeer brede historische samenhang – over de waarde van de Westerse cultuur en de verhouding tot andere culturen – opnieuw aan de orde zijn gebleven of opnieuw zijn gekomen of mijns inziens opnieuw zullen komen.
Ik eindig mijn lof voor dit uitstekende en prettig leesbare boek met een onvolledige opsomming van enkele van die topics die mij zomaar opvielen tussen de veelheid van onderwerpen die in deze biografie (die leest als een roman) schijnbaar terloops aan de orde komen:
- De eigensoortige ethiek die zij ontwikkelde: gedraag je zo dat je jezelf naar beste eigen weten en gevoelen later in de ogen kunt kijken ofwel dat je je niet voor jezelf zult hoeven schamen
- Haar deelname in haar studietijd in de twintiger jaren aan de opgekomen tijdgeest van een avantgarde van Duitse “Hochkultur” – qua filosofie en qua interesse in nieuwe culturele (sociale) ontwikkelingen – met als exponenten de hoogleraren Heidegger en Jaspers die beiden haar leraren zouden worden
- Haar betrokkenheid bij de ontwikkelingen rondom het zionisme (onder andere haar kennismaking met Blumenfeld die daarin een belangrijke rol speelde)
- Haar moed om na de Tweede Wereldoorlog Heidegger op te zoeken – op haar initiatief – hoewel hij de fout gemaakt had openlijk de nazi’s te steunen in 1933
- Haar afrekening met de reactionaire Heidegger (die haar wetenschappelijke werk niet kon waarderen) door hem provocatief haar boek The Human Condition toe te sturen (wat leidde tot een jarenlange breuk in hun contact en vriendschap)
- Haar discussie in Amerika over de manier waarop jonge mensen hun rol in de politiek zouden moeten leren spelen (geen zware politieke belasting op jeugdige leeftijd maar de basis leggen via een vrije ontwikkeling en meningsvorming en het leren van bekwaamheden als rekenen en taal)
- Haar visie op de gevaren van zowel een te politieke als een te onpolitieke rol van filosofie en religie
- Haar interesse in de visie van Rosa Luxemburg dat het kapitalisme ineen zou storten op het moment dat het de hele wereld veroverd (opgeslokt) zou hebben
- Haar nadruk op het belang van een grondwet en van staatsrecht voor de samenleving
- Haar nadenken over de functie van denken voor het oordelen en ten opzichte van het willen
In deze zaken die in hun betekenis nog steeds actueel zijn, nam Arendt belangwekkende standpunten in en schreef daarover waardevolle teksten. Het zou boeiend zijn haar invalshoeken, perspectieven en de zaken zelf nader te kunnen bestuderen in systematische zin. Dus in de vorm van boeken over die onderwerpen en hun relevantie zelf. Met inbegrip van haar standpunten en aanwijzingen zowel als van andere relevante standpunten en oordelen. Haar werk blinkt niet altijd uit in vanzelfsprekendheid. Maar dat wil niet zeggen dat haar visies niet van grote relevantie zijn en blijven. Althans zolang zij nog niet helemaal door volgende generaties begrepen en verwerkt zijn. Zelf was zij een voorbeeld van iemand die de hele geschiedenis en literatuur – zo ver zij die kende, en dat was niet onaanzienlijk – erbij haalde om de goede vragen te kunnen stellen. Die vragen blijven wij – naar mijn mening en ervaring – hard nodig hebben. En niet minder de moed waarmee Hannah Arendt ze stelde.
Ethische kernpunten
Uit pp. 44-48:
De ware radicaliteit van Hannah Arendts manier van ethisch filosoferen was dat ze, met het bewijs van deze ineenstorting [de totale ineenstorting van alle gevestigde morele normen in het publieke en het private leven in Hitlers Duitsland en Stalins Rusland] voortdurend voor ogen, niet deed wat de meeste mensen toen deden en ook sindsdien hebben gedaan: ze riep niet op tot een morele restauratie, niet tot morele ‘law and order’ en niet tot de terugkeer naar de religie of een nieuw fundamentalisme. Ze vroeg niet: Wat is het Goede? In plaats daarvan hield ze vol dat iemand die werkelijk nadenkt in een crisis niet op de regels of wetten let maar zegt (zoals alle werkelijk nadenkende mensen sinds Socrates gezegd hebben): Ik moet trouw aan mezelf zijn. Ik moet niets doen waarmee ik niet kan leven, waarvan ik de herinnering niet kan verdragen. “Ethiek betreft het individu in al zijn uitzonderlijkheid. Het criterium van goed en kwaad, het antwoord op de vraag: wat behoor ik te doen? hangt in laatste instantie niet af van gewoonten en gebruiken die ik met degenen om mij heen deel, noch van een bevel van goddelijke of menselijke oorsprong, maar van datgene wat ik beslis met betrekking tot mijzelf. Met andere woorden, ik kan bepaalde dingen niet doen omdat ik niet meer met mezelf kan leven als ik ze wel zou doen.” Ethiek is trouw zijn aan wat waar was en is in jezelf en voor jezelf. (45-46)
Kants analyse van het esthetisch oordeel, oppert zij, kan vertaald worden naar het domein van de ethiek wanneer men de radicale propositie accepteert dat het domein van de ethiek ook geen wetten kent; dat trouw aan jezelf het enige criterium is, trouw aan je eigen dialogische denken. Dan wordt duidelijk dat het ethische oordeel, net als het esthetisch oordeel, niet geleid wordt door wetten maar door voorbeelden. “Voorbeelden zijn,” zoals Kant zo mooi gezegd heeft, de handkarren van het oordeel.” (47)
Het grootste deel van haar carrière wilde Hannah Arendt niet over filosofische problemen schrijven omdat het haar voorkwam dat de filosofie haar volgelingen had verstrikt in regels nastrevende, speculatieve en metafysische manieren van denken, ten koste van het dialogische, communicatieve denken dat ze in praktijk wilde brengen, en waarvan ze hoopte dat het wijd en zijd toegepast zou worden in tijden van crisis. Filosofen hebben maar al te vaak gehaast morele wetten voorgeschreven in de hoop de beangstigende onvoorspelbaarheid van het politieke domein te bestrijden – zoals Heidegger dat kort maar laakbaar heeft gedaan. Arendt daarentegen wilde altijd politieke instellingen en houdingen steunen die mensen in staat stellen en aanmoedigen van morele voorbeelden te leren en ethisch te zijn; die hun de zekerheid verschaffen te kunnen denken en in intimiteit met vrienden te communiceren – zodat ze zichzelf dé morele vraag kunnen stellen: kan ik met mezelf leven als ik dit doe? – hetgeen hen vervolgens weer zal aanzetten tot het beschermen van het politieke domein. (48)