Het dagboekdeel dat Hans Warrens laatste jaar voor zijn dood weergeeft, is een indrukwekkend monument van Warrens strijd met zijn aftakeling en de geestkracht die hij tentoon spreidt om zijn dagboek en andere idealen te realiseren, tegelijkertijd getuigend van zijn zwaktes daarbij. Altijd nietsontziend tegenover zichzelf, maar ook om meelij vragend, en vindend dat hij dat niet krijgt, vooral soms niet van zijn partner. Die hem natuurlijk toch ook de grootst mogelijke steun biedt. Terecht dat Mario Molegraaf dit deel met een paar eigen waardige bladzijden afsluit. Moeilijk voor ons lezers om Warren zo maar ‘achter te moeten laten’ – en dat terwijl er nog een jaar of achttien dagboekdelen onderweg zijn; maar natuurlijk nog veel en veel ingrijpender voor zijn partner.
Voor de delen 1 tot en met 15 zie mijn eerdere bespreking. In deel 16 blijkt Warrens vader niet zo zeer met de Duitsers meegewerkt als gewoon zijn werk gedaan te hebben en de daarvoor noodzakelijke samenwerking met de Duitse autoriteiten bleek na afloop van de oorlog gebruikt te zijn om hem zwart te maken en zijn leven moeilijk te maken – het zondebok-principe. Duidelijk wordt dat Warren door de ouderdom ingehaald gaat worden en dat dit spanningen op gaat leveren die achteraf gezien – zie het deel over Warrens laatste jaar – in zijn laatste jaren culmineren in hevige wisselingen tussen toegeven aan het bij die ouderdom passende gedrag en de strijd ertegen, de laatste mede omdat hij zo dichter in de buurt kan blijven van zijn partner die zo’n veertig jaar jonger is. Een pijnlijke problematiek omdat die zijn creativiteit ook sterk belemmerd lijkt te hebben. Hij verzucht een keer dat hij alleen in z’n dagboek nog maar zichzelf heeft. Hoewel het streven om aan de ouderdom weerstand te bieden en nog jong te blijven en te presteren ook veel vruchten afwerpt en genoegens oplevert, is duidelijk dat het niet zijn innerlijke keuze is. Met alle gevolgen vandien. Hoe het tussen 1987 en 2001 gaat lopen, moeten we afwachten.