BK-Books.eu » Besprekingen » Fragmenten uit de woestijn

Bespreking van...

F.G. Martínez / E. Tigchelaar (red.), Fragmenten uit de woestijn: De Dode-Zeerollen opnieuw bekeken, Zoetermeer (Meinema) 2003, 203pp.

Na de wilde speculaties die verscheidene publicaties in de jaren 90 kenmerkten, en na de uitgave van de resterende ongepubliceerde teksten begint een nieuwe fase in het onderzoek van de Dode-Zeerollen, van de Qumran-nederzetting en van de mensen achter beide, “de Gemeenschap” of wie zij ook waren, tot nu toe bekend als de Essenen. Om met de laatste te beginnen: zoveel is duidelijk dat er naast een vermoedelijk op één plaats gevestigde sekte ook verspreid wonende verwante groepen hebben bestaan, en dat niet al deze groepen dezelfde regels volgden. In plaats van opvallende en eenzijdige totaalvisies te brengen wordt nu meer geprobeerd recht te doen aan het materiaal, in de hoop na verloop van tijd inzicht te krijgen in de resterende vragen. Terwijl men het over een heleboel zaken ook wel eens blijkt te zijn.
Heel veel feiten passeren in dit overzichtelijke en prettig leesbare boekje de revue. Niet de historische, sociologische, politieke en geografische context. Evenmin de ins en outs van de archeologische discussies. Hiervoor kan men beter terecht bij het boek van Stephen Hodge – zie mijn bespreking. Hodge’s boek biedt een veel interessantere opzet, is meer geschreven vanuit wat de mensen om wie het gaat, bewogen kan hebben, en raakt dieper. Toch biedt het boek van Martínez / Tigchelaar de nodige extra’s. Weliswaar is het wat vlak van toon, wat droger – het is naar mijn indruk sterk gericht op het bieden van betrouwbare, evenwichtige informatie. Het boek stamt niet voor niets uit de school van de Groningse onderzoekers die al decennia lang een centrale rol spelen in de bestudering van deze geschriften en in de uitgave ervan. Maar het lijkt ook wel of zij vooral op geen enkele teen willen trappen, en dat maakt het boek misschien ook saaier dan nodig: de beschreven groepen waren zeker niet saai. We vinden bijvoorbeeld nog betrekkelijk weinig over hun spiritualiteit (overigens ook niet veel bij Hodge). Of is het daar nog te vroeg voor in dit stadium van het onderzoek? In ieder geval zijn alle feiten in dit boekje keurig opgedist, en getuigt ieder hoofdstukje – dat telkens een apart onderwerp bij de kop neemt – van de doorwrochte kennis en studie van de schrijvers, die er soms al jarenlang middenin zitten. Zij weten waar de leuke details te vinden zijn, en brengen die helder naar voren in hun geciseleerde betogen – maar zonder ook maar één keer te veroorzaken dat men op het puntje van de stoel gaat zitten. Het blijft academisch, in de saaie maar ook in de goede zin. Nuchterheid is bij dit onderwerp ook iets om te waarderen!
De extra’s in dit verder tamelijk informatieve boekje zijn dan ook vooral te vinden waar de auteurs een onderwerp uitdiepen aan de hand van voorbeelden. Het licht bijvoorbeeld dat de teksten werpen op andere ons bekende teksten uit wat we later de bijbel zijn gaan noemen maar die toen nog niet in die samenstelling bestond. Of de wijze waarop diverse voorstellingen in de teksten het gat dichten dat bestaat tussen de voorstellingen in wat wij nu het Oude Testament noemen en wat wij nu het Nieuwe Testament noemen: er is duidelijk van ontwikkelingen sprake. Daarbij valt de toenemende rol van engelen op, even goed als die van de tegenstelling tussen licht en duisternis, en van astrologische en kalenderkwesties. Ook uit dit boek blijkt hoe zeer de gemeenschap waarbinnen de teksten ontstonden, verbonden was met de priesterkaste in Israël, waaruit haar leiders voortkwamen. Maar dan weer nauwelijks een woord over de verhouding tot of liever de afstand die hen waarschijnlijk scheidde van het tempelgebeuren in Jeruzalem!
Tot veel andere conclusies dan het boek van Hodge komt men niet, en dat is op zichzelf verheugend. Kennelijk begint men het over heel wat zaken enigszins eens te zijn. Maar tegelijk dringen zich vele nieuwe vragen op, en die worden ook hier nog maar mondjesmaat en voorzichtig aangestipt. Zoals de verhouding van de voorchristelijke en de christelijke Joodse* groeperingen en hun voorstellingen – alle nog Aramees gebruikend. En de verhouding van die groeperingen en voorstellingen tot de door Paulus geïnspireerde al iets meer hellenistisch-christelijke – die Grieks gebruikten; om veel hellenistischer voorstellingen nog maar even te laten voor wat ze waren.
Aan het eind van de hoofdstukjes wordt summier naar verdere interessante literatuur verwezen, soms mét maar vaker zonder toelichting over de kwaliteiten ervan.
De schoenmakers die dit boekje schreven, hielden zich keurig bij hun leest, en dat is te prijzen, al leverde het behalve een zeer informatief en betrouwbaar toch vooral ook een beetje droog en vlak boekje op. Maar buitengewoon leesbaar, net als het boek van Hodge. Ze vullen elkaar dus zeker aan. Over tien jaar weer zo’n buitengewoon deskundig en betrouwbaar (maar ook op belangrijke punten te weinig zeggend) boekje, zou ik zeggen, en dan ook nog geschreven vanuit de strijdvragen in het onderzoek, zodat de lezer mee kan smullen met de wetenschappelijke frontlinie die nu wel heel erg ver uit het zicht lijkt. De Dode-Zeerollen zijn daar heel belangrijk voor maar tegelijk slechts een onderdeel ervan. Dat zou dan duidelijker naar voren kunnen komen.
* Voor het gebruik van kapitalen – of niet – bij de woorden Joden, Joods en Jodendom zie de opmerking vooraf bij mijn bespreking van het boek van Hodge.

Gepubliceerd door

Boudewijn K. ⃝

--- Deze site bevat overblijfselen van afgesloten publieke activiteiten. --- In 1947 werd ik geboren in Sint Laurens op Walcheren. Ik woonde en werkte verder in Middelburg, Goes en plaatsen in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. --- Mijn oudste persoonlijke vermelding in het telefoonboek was "(Onder)zoeker van de wegen van het hart"; op dit moment zou ik schrijven: "van de verbondenheid - zonder en met woorden - van alle verschijnselen inclusief u en mij". --- Omdat die kwalificatie nogal een aanmatiging is (ik ben immers minstens even verbonden met alles als "apart deel" van alles), verkies ik als aanduiding "Boudewijn Koole - aspirant". Want zolang het einde van "mij" niet in zicht is, kan "ik" moeilijk beweren dat mijn ervaring anders dan als een streven op te vatten is. Dat streven is: laat mij spreekbuis zijn of kanaal waardoor bewustzijn zich ontplooit en verwerkelijkt. Het allerwonderlijkste: met u/ jou die dit nu leest, met u/ jou ben ik nu ook verbonden! En wij samen weer met ...