In een bestek van nog geen 180 pagina’s slaagt de auteur er in het beste boek van het moment te schrijven over de fundamentele gebeurtenis in Jezus’ leven, zijn doop door Johannes waarbij Jezus geestelijk opnieuw werd geboren, en hoe zijn volgelingen er binnen vier eeuwen in slaagden daarop een verburgerlijkte staatsgodsdienst te baseren – een godsdienst die geestelijke vernieuwing tot het aanvaarden van het geloof in de god Jezus reduceerde, en wat meer is: Jezus’ verzet tegen de onvrijheid verving door gehoorzaamheid aan de – nu ‘christelijke’ (kerkelijke en wereldlijke) – overheden.
Het boek biedt een rijk overzicht van de manieren waarop Jezus’ boodschap werd begrepen in de joods-christelijke bewegingen na hem, en vervolgens in de taal van de gnosis – de ervaring die in geestelijke zaken zo belangrijk is. Belangrijker dan hiërarchische en uniforme organisatiestructuren, dan vaste dogma’s.
Terwijl Irenaeus en anderen de zaken liever eenvoudig hielden voor het gewone volk. Dus kozen zij voor een verkorte geloofsbelijdenis als samenvatting van een ingewikkelde “leer”. Maar dan waren er wel betrouwbare leraren en herders nodig die het volk leidden, namelijk Irenaeus en de andere bisschoppen die het geloof “algemeen” hielden, dat is “katholiek”. Die streefden naar overzichtelijkheid, naar duidelijke leiding.
Zowel de oorspronkelijke variatie als de latere inperking worden helder in het licht gesteld, en boeien door de interessante details en de inzichtelijke en intrigerende hoofdlijnen.
Wat mij achteraf opvalt, is met name het verschil in godsbeeld tussen de katholieken en de gnostici. Voor de gnostici is de ervaring doorslaggevend die hen opnieuw de echte relatie met God brengt, en dat is dan duidelijk een immanente God met wie zij zich verwant voelen en (opnieuw) één worden. Voor de katholieken is dat meer de transcendente Schepper, die symbool is voor de eenheid en heiligheid van zijn uitverkoren volk, eerst het Joodse volk, nu de christelijke kerk. De gnostici zijn zich heel goed bewust dat ieder godsbeeld – want immanent (de gnostici spreken van hun scheppen van de goden!) – overstegen moet worden wanneer het af voert van de diepste Eenheid die niet met woorden te vatten is. Voor de katholieken is het godsbeeld al gauw de garant en de maatstaf voor een duidelijke en uniforme leer en leefwijze waarbinnen het geloof in de ene waarheid voorop staat en de ervaring op de tweede plaats komt.
Er ontbreekt ook nog wel iets, wat ik graag zou willen weten. Misschien iets voor volgende publicaties? Wat over is aan concreet bewijsmateriaal uit die tijd, bestaat in de eerste plaats uit teksten. Het gevolg is al gauw dat aan maatschappelijke omstandigheden en veranderingen, economie en politiek, dagelijks leven en culturele ontwikkelingen – allemaal in uiteenlopende gebieden of plaatsen en perioden of tijdstippen en van uiteenlopende sociale lagen – geen algemene aandacht meer besteed wordt of kan worden. Maar die zijn tegelijkertijd wel bepalend voor het leven en schrijven van de auteurs van de teksten, en voor de teksten zelf! Van deze ‘sociologische’ ontwikkelingen en achtergronden zou ik graag meer willen weten in relatie tot de behandelde groepen, leraren en opvattingen. Speciaal van Jezus, van de joodse christenen, en van de mysteriescholen en de filosofieën die de volgende generaties volgelingen van Jezus beïnvloedden – en waar ze wellicht mee concurreerden. Heel speciaal zou ik willen weten of er vergeleken met veel vroegere en latere periodes van de geschiedenis (of van de archeologie) sprake is van verschuivingen in matriarchale waarden, opvattingen en tradities in de richting van patriarchale; onder andere of er nog meer resten van matriarchale tradities leefden dan later het geval lijkt te zijn. Of vergis ik me daarin – ik denk aan de rol van de moeder van Jezus. Een interessant voorbeeld is zeker Maria Magdalena, die vaak als de eerste of belangrijkste van Jezus’ leerlingen wordt voorgesteld (waar Slavenburg overigens al in een ander boek licht op wierp).
Nog twee concretere puntjes. Wie helpt mij een schets vinden van de Egyptische invloeden op het christendom in zijn vele verschijningen? Dat er veel ‘Griekse’ invloed is geweest is nu wel duidelijk. Maar Griekenland heeft zelf ook aan Egypte ontleend, en Egypte was nog lang een cultureel centrum met grote invloed. Wat hebben we daarvan meegekregen?
En als tweede: Op pagina 37 (tweede alinea van onderen) vraag ik me in verband met de liturgie van de Jeruzalem af of het niet onwaarschijnlijk is (zoals naar ik meen professor Quispel en anderen naar voren hebben gebracht) dat het Paasfeest als feest van de god Jezus die sterft en opstaat, daar al vroeg werd gevierd. Daaruit kan blijken dat de lichamelijke dood niet als essentieel werd beschouwd. Het ging immers om geestelijke opstanding?
Een belangrijk boek met veel nieuwe informatie, dat niemand in onze tijd ongelezen mag laten die opvattingen wenst te hebben over de geschiedenis en betekenis van het christendom in het algemeen.
Vergelijk eventueel mijn lezing Jezus, Thomas en het latere christendom: spirituele verlichting en maatschappelijke solidariteit – Lezing op zoek naar de oorspronkelijke boodschap van Jezus en hoe daar vele uiteenlopende boodschappen over Jezus van gemaakt werden