De mij treffende tekst hieronder is deel van een groter interview met de psychiater Paul Verhaeghe van 4 februari 2020 door de RINO Groep onder de kop ‘We leven in een overspannen maatschappij’; sinds die datum is onze samenleving in verwarring en verandering door de pandemie ten gevolge van het COVID-19 virus. Ook nu nog lijkt de tekst me relevant, al was het maar om een rol te spelen in het bedenken van nieuwe manieren van samenleven in de post-COVID-19 samenleving. Wie inzicht wil krijgen in de aard van onze huidige samenleving, speciaal in veranderingen in ons bewustzijn, hoe we ons zelf beleven en elkaar bezien en met elkaar omgaan, beveel ik alle publicaties van Paul Verhaeghe van harte aan. Zij houden ons belangrijke spiegels voor op een heel begrijpelijke manier. Zij maken ons tegelijk bewust dat wij zelf ook spelers zijn, die invloed kunnen uitoefenen door ons van onze rollen in die maatschappij bewust te zijn, en naar onze inzichten te handelen met zoeken naar en doen van het goede als leidraad. (Mijn persoonlijke droom is altijd nog die van een samenleving waar men naar elkaar omziet – al heb ik daar alleen ook niet het panacee voor.)
Moeten psychotherapeuten, meer dan thans wellicht het geval is, kennis hebben van maatschappelijke ontwikkelingen, en zich ook bewust zijn met welke bril ze daarnaar kijken?
‘Vijf jaar geleden vroeg de Gentse faculteit psychologie of ik een nieuw verplicht vak wilde doceren: cultuur- en maatschappijkritiek, gekoppeld aan psychodiagnostiek en behandeling. Niet om mijzelf op de borst te kloppen, maar het is inmiddels een vak dat door studenten het hoogste wordt gewaardeerd. Ze zien plots een groter en breder plaatje, begrijpen meer. Van mijn Groningse collega’s begreep ik gisteren dat zo’n vak in Nederland niet wordt gedoceerd. Wat ook opvalt in Vlaanderen is dat veel jonge therapeuten, niet zelden oud-studenten van mij, zich organiseren in autonome netwerkstructuren waarin verschillende disciplines zijn vertegenwoordigd. Ze bieden cliënten een multidisciplinaire behandeling aan: een stuk gesprekstherapie, een stuk lichaamsgericht, een stuk sociaal. En dat kan per maand per cliënt weer anders zijn. Die ‘systeemloze’ manier van werken levert prima resultaten op. In België kennen wij geen zorgverzekeraars die voorschrijven hoe er gewerkt moet worden om een behandeling vergoed te krijgen. Mijn indruk is dat jullie in Nederland over-geregulariseerd zijn. Het grote nadeel van ons systeem is dan weer dat mensen psychotherapie zelf moeten betalen.’
Is een goede psychotherapeut tegenwoordig ook maatschappijfilosoof?
‘We moeten niet vervallen in de fout van de antipsychiatrie uit de jaren zestig. Veel therapeuten beschouwden hun cliënten destijds als slachtoffer van een boze maatschappij. Bij samen aan de klaagmuur staan is niemand gebaat. Maar als psychotherapeuten moeten we problemen van onze cliënten beslist in een maatschappelijke context plaatsen. We moeten nadrukkelijk onze stem laten horen bij de overheid, dat er iets moet veranderen aan de maatschappij. Het neoliberale denken kweekt psychiatrische patiënten bij de vleet, heb ik in een interview met Knack gezegd. En als het zo doorgaat, komen er alleen maar meer bij.’
‘Heel veel medische en psychiatrische-psychologische problemen zijn tegenwoordig op stress terug te voeren.’ Paul Verhaeghe
Leven we in een overspannen maatschappij?
‘Overspannen is waarschijnlijk de beste term. Heel veel medische en psychiatrische-psychologische problemen zijn tegenwoordig op stress terug te voeren. Er zijn tevens aanwijzingen dat de toename van het aantal auto-immuunziektes met stress heeft te maken. Stress is een ruim begrip. Goede stress fungeert als aanjager. Maar negatieve stress, bijvoorbeeld in de vorm van opgefokte werkomstandigheden, is een sloper. Er is onderzoek dat laat zien dat mensen die voortdurend worden blootgesteld aan lawaai systematisch hogere cortisolniveaus hebben. Dat is zeer ongezond. Een teveel aan prikkels zet zich op ons lichaam, die prikkels branden lichaamssystemen op een gegeven moment als zekeringen door. Dat kan resulteren in somatische klachten, het kan zich ook psychiatrisch uiten in angst- en stemmingsstoornissen. Of in combinaties daarvan. Er is een fascinerend nieuw vakgebied dat zich hiermee bezighoudt: de psycho-neuro-endocrino-immunologie.’
Kan, cru gezegd, stress de samenleving gaan uitroeien? Zorgt de omgang met stress voor een soort van survival of the mental fittest?
‘Laat me een eenvoudig voorbeeld uit experimenteel onderzoek geven. Bij dertig jonge, gezonde volwassenen werd via een bloedprik het cortisolniveau bepaald, een indicatie van iemands stressniveau. De onderzoekers brachten bij de deelnemers met een pipetje vijf verschillende verkoudheidsvirussen in de neusholtes. Wat bleek? Mensen met de hoogste cortisolniveaus lopen de meeste kans op een verkoudheid. Hetzelfde met wondgenezing. Een aangebracht wondje op de onderarm geneest bij mensen met een hoog cortisolniveau minder snel dan bij mensen met minder hoge cortisolniveaus. Er is een vaststaand verband tussen een te hoog stressniveau en allerlei problemen. We bevinden ons voortdurend in stressvolle omgevingen, maar we lijken dat niet meer te beseffen. Wie gestrest is op of door zijn werk, geeft dat ook door naar collega’s. Stilstaan, letterlijk en figuurlijk, bij kleine dingen, bij goed doen voor anderen en niet alleen aan jezelf denken is zo belangrijk.’
Voor uw pamflet Over normaliteit en andere afwijkingen kreeg u de vraag of er nog een wereld denkbaar is waarin we ons nog normaal kunnen wanen zonder etiket of diagnose. Is zo’n wereld nog mogelijk?
‘Ook dit moet je in groter verband zien. In West-Europa is er nogal een probleem op het vlak van identiteit. Identiteit is een sociaalpsychologische constructie die we al opgroeiend verwerven. Traditioneel was onze identiteit redelijk uniform. We leefden in stabiele, vaak starre maatschappijen, religie domineerde de politieke ideologie. Van een vrouw in de jaren zestig lag de identiteit vast. Vanaf de jaren tachtig en negentig is de mondialisering enorm toegenomen en is de verzuiling weggevallen. Sindsdien hebben we veel meer mogelijkheden om identiteiten te construeren en te kiezen, en dat al heel vroeg. Mensen die opgroeien in een stabiele omgeving zijn dan in het voordeel; voor mensen die in veel minder stabiele omgevingen opgroeien, zijn die ontwikkelingen zeer bedreigend en verwarrend. Onze identiteit is fragmentarisch: wie ben je als man, als vrouw, als professional. Voor velen zijn dat tegenwoordig moeilijk te beantwoorden vragen, met allerlei psychosociale problemen tot gevolg, zeker in combinatie met de verplichting tot excelleren. Merkwaardig genoeg kan een psychopathologisch etiketje dan weer een basis vormen voor een nieuwe identiteit.’
In uw pamflet stelt u dat psychiatrie draait om disciplinering. ‘Hoe wetenschappelijker de psychiater of de psychotherapeut wordt,’ schrijft u, ‘des te meer gaat hij te werk als een morele autoriteit die zijn patiënten dwingt in de richting van sociale aanpassing.’ Moet dat worden doorbroken?
‘Dat is de stelling van Foucault die ik uitgebreid heb naar de psychotherapie. Doorbreken is niet per definitie noodzakelijk, maar we moeten ons er wel bewust van zijn. De psychiatrie is historisch ontstaan als bescherming van de maatschappelijke orde: de groep moet beschermd worden tegen het gevaar van het individu. Daar is later de zorg voor het individu bijgekomen, ter bescherming van zichzelf. Geneeskunde en psychiatrie richten zich op ziekten, psychotherapie richt zich op de rede en het herstellen daarvan. Freud zei dat we verdrongen inhouden bewust moeten maken om onze verdrongen verlangens en driften te kunnen veroordelen. Iets vergelijkbaars gebeurt in cognitieve gedragstherapie: foute cognities moeten worden vervangen door juiste. Is dat verkeerd? Het wordt vooral gevaarlijk als we de bedoeling niet meer beseffen, en bijgevolg voorbijgaan aan het feit dat we sociale criteria hanteren. Welk bewijs is er voor psychiatrische ziekten? Influenza is een ziekte, maar ADHD? Criteria in de DSM voor diagnoses zijn zonder uitzondering sociaal-normerend. Geen probleem, mits je erover kunt discussiëren. We moeten de vraag kunnen stellen wie wij letterlijk een normaal persoon vinden en wie niet. Vergeet niet dat homoseksualiteit tot diep in de jaren zeventig als een psychiatrische ziekte werd beschouwd.’
‘Criteria in de DSM voor diagnoses zijn zonder uitzondering sociaal-normerend.’Paul Verhaeghe
Waar komt die behoefte aan categorisering vandaan?
‘We zijn groepsdieren. Je moet tot een groep behoren, en dat betekent dat je je op een bepaalde manier moet conformeren aan die groep. Wie te veel afwijkt, vormt een bedreiging van de groepscohesie.’
U eindigt uw pamflet met een flink fragment uit Foucault’s proefschrift. Met name deze zin valt op: ‘Hoe meer invloed het positivisme krijgt op de medische wetenschap in het algemeen en de psychiatrie in het bijzonder, des te duisterder wordt het praktische optreden van de arts en des te wonderbaarlijker de macht van de psychiater.’
‘Het zal geen verbazing wekken dat ik dat zeer onderschrijf.’
Hoe staat u tegenover de populariteit van neurobiologisch onderzoek?
‘Dubbel. Over de identificatie van de psychologie met het natuurwetenschappelijke ideaal, over de reductie van het psychologische tot iets neurobiologisch, ben ik niet enthousiast. Wel enthousiast ben ik over het idee dat we het biopsychosociale model echt ernstig moeten nemen. Wie de mens alleen biologisch, alleen psychologisch of alleen sociaal beschouwt, mist heel veel. Dat is zo vanzelfsprekend, vreemd dat we dat niet veel eerder door hebben gehad.’
Hoe ziet uw ideale maatschappij eruit?
‘Heel veel psychologische benaderingen en scholen hebben op één punt ongeveer dezelfde opvatting. Dat is het belang van de vroege kindertijd, pakweg onze eerste tien levensjaren. Een ideale maatschappij voor mij is een maatschappij die kinderen in staat stelt op te groeien in een rustige omgeving, waarin ze zich op een normale manier kunnen ontwikkelen. Als we dat voor elkaar krijgen, komt de rest vanzelf. Ook economisch is dat gunstig, want op de lange termijn levert zo’n veilige manier van opgroeien heel veel minder problemen en dus kosten op voor de maatschappij.’
Ter afsluiting: voelt u zich het meest therapeut, schrijver, wellicht een soort prediker, maatschappijfilosoof of zelfs maatschappijhervormer?
‘Mooi om met een vraag over identiteit te eindigen. Identiteit is voor mij een redelijk vloeibaar begrip, dat ook is gekoppeld aan bepaalde leeftijdsfases. Deze vraag had ik twintig jaar geleden vermoedelijk beantwoord met dat ik allereerst vader ben – mijn kinderen waren toen nog klein. In bepaalde periodes was ik weer meer therapeut of onderzoeker. Nu ben ik veel meer maatschappij-filosofisch bezig, maar dat sluit andere identiteiten niet uit. Als ervaren psychotherapeut en hoogleraar die bijna met emeritaat gaat, is het mijn verantwoordelijkheid me over maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot psychopathologie publiek te uiten. Ik citeer graag de Poolse socioloog Zygmunt Bauman: “Nooit waren we zo vrij. Nooit hebben we ons zo machteloos gevoeld.” Gelukkiger worden we niet van die paradox, eerder aangeleerd hulpeloos. Het is de hoogste tijd dat we ons daar als psychotherapeuten over uitspreken en daar ook iets aan doen.’