Tijdens het voorbereiden van de presentatie van de Theoscopia-vertaling van Böhme viel mij het volgende in. Ik noem het een mini-samenvatting van veel van de ontdekkingen die ik bij het bestuderen en vertalen van Jacob Böhme’s teksten en van die van zijn verwanten (zowel spiritueel als ideehistorisch) deed.
Zien is voor mij een levensthema:
- altijd 1 lui linkeroog gehad en dus slechts met 1 rechteroog gezien: hoe is het dan om diepte te ontdekken? Hoe verhoudt waarneming door de zintuigen zich tot meer innerlijke en intuïtieve waarnemingen? Is in beide soorten waarneming, de uiterlijke en de innerlijke, sprake van mogelijke diepte?
Zien is ook voor Böhme een levensthema naast innerlijke ervaring:
- zijn beroemde verlichtingservaring van het licht op een tinnen pot in zijn schoenmakerswerkplaats;
- zijn verklaring van melancholie ofwel depressiviteit door oneerlijke verdeling van bezit in de wereld en door de ervaring van pijn en lijden naast die van vreugde, kortom van alle tegenstellingen;
- zijn verklaring van zijn verlichtingservaring door het doorzien van het ontstaan en de oplossing van alle mogelijke tegenstellingen in de werkelijkheid)
- De ontdekking voor Böhme en voor mijzelf dat leren altijd staat in de context van onderdeel van het geheel zijn en het spel verder mee leren spelen:
- De hoogste wijsheid omvat het overzien en doorzien van alle processen in de hele werkelijkheid, en de verhouding tussen de eigen rol en van alle andere spelers en tegenstellingen in die processen, vanaf het oerbegin tot en met het open einde, inclusief onze diepste waarnemingen en gevoelens daarbij
- En nog verder: ook van de tegenstelling tot alle uitingsvormen daarvan, van de meest concrete tot en met de meest subtiele, met de rol van taal in velerlei gedaanten, van de taal van de materie via de gesproken en geschreven taal tot de taal van de muziek en de taal van de meest subtiele vibraties die elkaar beïnvloeden
Verlichting meestal Oosters begrip: hebben wij ook niet zoiets in het Westen?
- Theoscopia: het zien van God -> wie is hier het onderwerp: God of wij ? Want als God het onderwerp is, hoe kunnen wij dan weten hoe Hij ziet? Kunnen wij ooit God echt kennen? In die vragen hebben theologen zich verstrikt, maar Böhme niet
- Voor Böhme is het glashelder: wij mensen kunnen met hulp van de geest van God, ook zien als God
- Theoscopia gaat er over hoe dat in zijn werk gaat, wat daarvoor nodig is, wat het verschil is tussen het lagere verstand dat wil begrijpen en het hogere verstand dat uit afstemming bestaat en niets in de greep heeft, dus gelaten is en alles laat zijn
Bij Böhme is zien altijd heel concreet en heel subtiel:
Hij maakt altijd gewag van de spirituele binnenkant en de concrete buitenkant van de dingen, dus beperkt zich nooit tot een van beide.
Hij ziet de oorsprong van alle processen in de behoefte van het Ene dat overal was maar zichzelf niet tegenkwam, aan iets Anders tegenover zich zodat het dat Andere zou kunnen waarnemen, zichzelf zou kunnen waarnemen, en met dat andere een proces aan zou kunnen gaan: die behoefte noemt hij de wil of de neiging tot een tegenover. Daarmee definieert hij het bewust-zijn als betrekking tot een onmisbaar tegenover: onmisbaar omdat er zonder tegenover geen bewustzijn is, het is altijd bewust zijn ‘van’ (dat tegenover, in welke ‘vorm’ dan ook). Met dat tegenover heeft hij het basisbeginsel ontdekt waarmee alle processen beschrijfbaar worden (samen te vatten in de idee van de eenheid van de tegendelen die ontstaan uit afsplitsing en ook weer terugkeren tot hun oorsprong, zij het dat de tijd dan veranderd is, wat Böhme op het idee brengt dat tijd en eeuwigheid niet zonder elkaar maar – ook! – als elkaar begrepen zouden kunnen worden). Er is geen eind aan de processen van parallellen en analogieën in alle richtingen, met dien verstande dat zij afzonderlijk wel een begin en een eind hebben, maar altijd in een ruimere context.
En wat doet Böhme dan? Hij ziet zoveel samenhang dat hij uiterst verheugd aan het schrijven gaat. De hele bijbel vat hij samen, alles wat hij van vrienden en verwanten hoort en wat hij maar te pakken kan krijgen om te lezen vat hij samen, en niet door netjes op internet die samenvattingen op te zoeken en op een rijtje te zetten maar door alle beelden aan één stuk door in zijn hoofd rond te laten gaan tot hij alle nieuwe aspecten weer opnieuw in één samenhang gebracht heeft. Wij noemen zo iemand een systematicus en een denker.
Voor Böhme is het doel daarvan om ieder onderdeel van al die processen, allereerst alle mensen maar ook alle andere wezens en verschijningsvormen van de meest subtiele engelen tot de meest concrete stoffen in de aarde, weer in het oorspronkelijke evenwicht te brengen waarvoor zij bedoeld waren. De toekomstige eenheid is een terugkeer naar de oorspronkelijke, zij het dat een einde van de processen niet voorzien wordt, want elk einde is een nieuw begin en omgekeerd.
De Theoscopia is zijn samenvatting daarvan. Neem en lees en trek uw conclusie. Hij haalt er het proces bij van de innerlijke vernieuwing langs de weg van inkeer en meditatie, maar niet minder van het ontstaan en de genezing van ziekten, en de opsluiting en vrijlating van gevangenen.
Daarin was hij een kind van zijn tijd die niet na kon laten zijn lezers en zijn gehoor ervan te doordringen dat nu de tijd van de beslissing is voor ons en de hele natuur en kosmos, en hen daarbij de passende innerlijke en uiterlijke valkuilen en wegen voorhield, en daarin was hij ook een groot visionair filosoof (om met mevrouw Rachel Ritman te spreken) die daarbij vergelijkbare ideeën naar voren bracht als oude Griekse denkers en latere Europese denkers over de eenheid die in alle tegenstellingen verondersteld wordt, en waarmee we kunnen leren omgaan. Maar niet minder dan oude en moderne Westerse en Oosterse denkers over de taal zag dat taal altijd afhangt van onderscheid maken, dus tegenstellingen, en dat A zeggen altijd ook niet-A zeggen veronderstelt. Dus dat we ook kunnen beslissen om ‘gelaten’ te zijn, dat wil zeggen: eerst ’toe te laten’ voordat we stappen nemen om te reageren (of het bij dat toelaten te laten: ook toelaten kan zo’n stap zijn).
Ik ontkom net als veel lezers van Jacob Böhmes teksten niet aan de indruk dat hij zich tegelijk bewust was van de diversiteit van ons hele bestaan inclusief zijn subtiele aspecten (waaronder dat van de zintuigen, en van de taal en muziek waarmee we die werkelijkheden waarnemen) als van de samenhang (patronen) in de veranderingen en de veranderingen in de samenhang (patronen) van alles. En van de nadruk die hij legt op de noodzaak van eenvoud en bij de bron van en in zichzelf en alle andere verschijnselen blijven. Dus op openheid, luisteren, waarnemen. (Daar heeft iedere cultuur en ieder wezen ook weer een eigen taal en accent in, maar we weten ook dat er grote lijnen te schetsen zijn van onze ervaringen en verwachtingen: ook met elkaar deelbaar!)