Zomaar enkele notities.
De achterliggende ervaring ervan is mijn levenservaring tot nu toe. Als kind leerde ik dat mijn ouders troost en veiligheid vonden in het meedoen in de christelijke traditie, in hun geval in de vorm van de Gereformeerde Kerken. Dat meedoen bestond uit het bijwonen van bijeenkomsten, het volgen van dagelijkse rituelen (gebeden en bijbellezing), gemeenschappelijke moraal en verenigingsleven. Mijn vader was daar meer rigide in dan mijn moeder, die de relativiteit ervan inzag naast de waarde ervan. Toen ik later veel hoorde en leerde over andere stromingen, in en buiten ‘het’ christendom, zelfs mij verdiepte in vele andere opvattingen en gebruiken, bleef ik toch innerlijk veel veiligheid ontlenen aan de psychische structuren die ik in mijn jonge jaren geleerd had. Ook al wist ik met mijn geheugen en verstand veel te relativeren, innerlijk had ik geen alternatief voor de veiligheid en zekerheid die een ‘ware’ theorie-van-alles zou moeten bieden. Ik verdiepte mij dus in veel van die theorieën. Op een bepaald moment brak met een knal die innerlijke psychische veiligheid in stukken. Allerlei angsten kwamen boven. Hoewel ik mij bleef oriënteren op de kwaliteiten van theorieën, daagde het maar langzaam dat ik het zonder mijn ‘oude’ veiligheid moest redden. Ik heb het mijn omgeving daar niet gemakkelijk mee gemaakt, want wat ik aan veiligheid miste, schreef ik niet oorzaken binnen mijzelf toe maar de onveiligheid die ik overal buiten mij zag. Heel, heel langzaam leerde ik leven met onveiligheid, en ik mag wel dankbaar zijn voor allen die mij in die periode verdragen hebben. Weliswaar heb ik ondertussen ook mijn aandeel geleverd in werk en huishouden, en opvoeding van onze kinderen, contacten met collega’s (moeilijk) en vrienden (die mij gelukkig trouw bleven). Ik produceerde ook wel studies, en zocht door naar houvast. Dat was ook om mijn maatschappelijke aandeel te leveren, en nu ik kan zeggen mijn pensioenleeftijd bereikt te hebben, wordt mij duidelijk hoe sterk ik in studies en publicaties gemikt heb op het bieden van (feitelijke en rationele) zekerheden op gebieden die daar enerzijds om vroegen maar waarnaast ik duidelijker had moeten zijn over de begrensdheid van wat het rationele te bieden heeft. Zeker kan het veel kwaliteit hebben, maar behalve het rationele is ook veel kwaliteit, en de rationaliteit daarvan wordt allereerst beleefd en gepraktiseerd, en pas in latere instantie in theoretische of wetenschappelijke betogen samengevat. Ook al hoef ik de veiligheidskwaliteiten van mijn ouders niet na te bootsen (mijn vader was net als ik onveiliger van binnen dan mijn moeder), het belang van veiligheid in vele opzichten voor alle wereldbewoners en levende wezens is zeker gediend met het bieden en zoeken van vormen van veiligheid, op steeds nieuwe wijzen. Zelfs – en ook heel belangrijke – intellectuele vormen maar bepaald niet uitsluitend. En het is een feit dat innerlijke veiligheid niet het enige in het spel is als het om veiligheid gaat. Dat is natuurlijk ook veiligheid in het verkeer op de weg, tussen volkeren en groepen, enzovoort. En wat heerlijk dat er kunstenaars en harlekijns zijn om ons uit onze vaste patronen te halen en nieuwe te helpen vinden. Want veranderen doen we toch, en de geleidelijke is misschien prettiger dan de onmiddellijke. Wijs worden is dus mogelijk, maar kan nooit vastgepind worden. We krijgen steeds nieuwe kansen en steeds nieuwe uitdagingen. Een heel voorrecht, en een hele klus. Maar zoals Jacob Boehme zei: anders zou er helemaal niets zijn.
Wie zich isoleert, bijvoorbeeld in een zogenaamd vaste identiteit, loopt groot risico kwaad te veroorzaken.
Van ieder woord uit de titel van dit bericht zou ik eerst de definitie dienen te geven. Dat doe ik niet, met het risico dat wat hier verder geschreven staat, door ieder verschillend wordt uitgelegd. Want ieder houdt er toch haar of zijn eigen definities op na? (Zij het dat wie in dezelfde groep hoort, bijvoorbeeld van vergelijkbare opvattingen, binnen die groep het idee kan hebben dat zij of hij het – ongeveer of volstrekt – identieke voor ogen heeft en denkt.)
Ook al geef ik geen definities vooraf, toch wil ik iets naar voren brengen. Het ligt in de voorgaande alinea besloten. Er is zoveel dat buiten de strikte definities en methoden van de rationele wetenschap en filosofie valt, dat we zelfs vormen van die beide beter gissingen kunnen noemen (dat deden de grondleggers ervan ook: zij voerden de permanente twijfel dan wel het doorvragen als noodzakelijke voorwaarde ervoor aan).
Gelukkig hebben wij er baat bij onszelf, onze kinderen en elkaar bij de les te houden en zoveel mogelijk begrip voor verschillende vormen van alle verschillende wezens en verschijnselen bij te brengen, inclusief de vele mogelijke vormen van communicatie tussen ons onderling en die van alle andere wezens en verschijnselen.
En dat dan inclusief het besef dat alles voorlopig is en op korte dan wel langere termijn (meestal beide) verandert.
Wetenschappelijke en filosofische ‘waarheden’ bestaan alleen binnen de beperkte grenzen van hun afbakening. Politieke uitspraken hebben in die zin maar weinig ‘waarheid’, zij zijn altijd bedoeld om machtsevenwichten te benutten of te verschuiven, en het is de kunst dat ten goede te hanteren voor sprekers en luisteraars. Ten behoeve van zowel blijvende of groeiende vrijheid als van voortzetting van het goede of verbetering van onevenwichtigheden.
Naties, geloven, zelfs wetenschappen en filosofieën lopen allemaal het risico van (zelf)verabsolutering. Verabsolutering is een vorm van en leidt tot verder geweld.
Soms komen we niet onder nare conclusies, gedachten, straffen, verschijnselen uit zonder ze met nare middelen te bestrijden. We noemen dat wel ‘zelfverdediging’. Zelfs zelfverdediging kan echter een nare smaak achterlaten, zoals veteranen weten.
Al doende kunnen wij ontdekken dat er geen absolute maatstaven zijn voor goed en kwaad. Zonder dat dat ons ook maar een seconde vrijwaart van de kans en de wil en de zin van het zijn, denken en doen van het goede. Die kans kan en mag en ‘moet’ (in de relatieve, niet in de absolute zin) elk moment opnieuw, soms in vergelijkbare, soms in heel nieuwe omstandigheden, door ons verwerkelijkt worden. Binnen onze individuele (on)mogelijkheden maar ook als verwerkelijking juist daarvan. Hopelijk en waarschijnlijk ten goede van het geheel, dat we niet helemaal kennen maar waarmee we ons niettemin verwant kunnen voelen, via onszelf en alle dingen die we ervaren en vermoeden en ‘laten’ (want in onze beperktheid blijven we beperkt en overstijgen die tegelijk, dat ligt in de ‘definitie’ ervan besloten).
Want elke taal (onder)scheidt maar biedt derhalve altijd ook de verwijzing naar verwantschap en verbinding en wellicht overbrugging.
Iedere aparte taal lijkt een variant van meer mogelijkheden, en is zelf ook aan verandering onderhevig, na langere of korte tijd.
Niets kan definitief in taal gevangen worden, behalve wellicht iedere uitspraak zelf alleen op het moment dat zij gedaan wordt. Of wanneer we ons binnen een systeem van vaste afspraken begeven en zolang we ons houden aan die regels. Hoe veranderlijk vaste regels zijn, kan ieder weten die zich beroept op wat vaste regels zouden behoren te zijn, zoals publieke wetten of stelsels van logica. Tegelijk is dat iets wat ons verbindt, althans kan verbinden voor wie dit accepteert of zelfs bewust bevestigt. Een bevestiging die uiteraard van herhaling ervan afhankelijk blijft.
Interessant om te bedenken hoe relatief en hoe waardevol tradities derhalve kunnen zijn, mits (zo) bewust (mogelijk) gehanteerd. Tradities die onbewust gehanteerd worden, kunnen helaas gemakkelijk misverstaan en misbruikt worden. Wie weet zeker of het verleden niet terugkeert? En of de toekomst al niet geweest is? Ook dat zijn slechts definities om ons te helpen ons enigszins te oriënteren.
Wij zijn zelf vlotten die verblijven op vlotten, samen met vele andere van allerlei soort, op een oceaan die ook slechts onderdeel is van een veelvoud aan oceanen.
En toch kunnen we evenwicht proberen te bewaren, en genieten van regen en van voedsel dat we vinden. En delen. Dat kan soms een feest zijn. Al kan het geen kwaad, de drenkelingen ook niet uit het oog te verliezen, en te helpen.